Max Havelaar

'Multatuli' Eduard Douwes Dekker

Uitgeverij-maatschappij Elsevier, Rotterdam

1860

 

Inhoud

De 43-jarige Batavus Droogstoppel is al zeventien jaar makelaar in koffie bij de firma Last & Co. en woont op Lauriergracht 37 te Amsterdam. Hij is van plan een boek over de koffiecultuur te schrijven en zal zich daarbij laten leiden door waarheid en gezond verstand en niet, zoals dichters en romanschrijvers doen, door leugens.

Op een avond ontmoet hij in de Kalverstraat een vroegere schoolkameraad, die er nogal sjofel uitziet. In plaats van een behoorlijke winterjas draagt hij een soort sjaal over zijn schouder en Droogstoppel noemt hem dan ook Sjaalman. Tot zijn ergernis wandelt Sjaalman, aan wie Droogstoppel geen goede herinneringen heeft, een eind met hem mee.

De volgende dag ontvangt Droogstoppel een pak papieren van Sjaalman en een brief, waarin hij hem vraagt de teksten eens door te lezen en bij een boekhandelaar borg voor hem te staan voor de drukkosten die aan een uitgave zijn verbonden. Droogstoppel treft interessante teksten in het pak documenten aan, onder andere een 'Verslag over de Koffiecultuur in de Residentie Menado', dat hij voor zijn boek zou kunnen gebruiken. Hij schakelt de volontair Ernest Stern in, de zoon van een bevriende relatie uit Hamburg, die ook bij Last & Co. werkt. Stern zal aan de hand van de documenten van Sjaalman het boek over de koffiecultuur voor Droogstoppel gaan schrijven. De titel moet luiden: 'De koffiveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappy' en Droogstoppel zelf zal af en toe een hoofdstuk schrijven 'om aan 't boek een solide voorkomen te geven'.

Op een dag gaat Droogstoppel naar Sjaalman om hem uitleg te vragen over een aantal zaken, maar hij treft hem niet thuis aan.

Stern begint zijn verhaal met een beschrijving van het reizen op Java, het bestuur van Nederlands-Indië en de misstanden die er zijn, namelijk knoeierijen en uitbuiting van de inlandse bevolking. Daarna vertelt hij over de aankomst van Max Havelaar, de nieuwe assistent-resident in Rangkas Betoeng, de hoofdplaats van Lebak (Zuid-Bantam). Hij geeft een uitvoerige beschrijving van het karakter van de 35-jarige Havelaar: hij is een uitstekend ambtenaar, eerlijk, waarheidslievend, snel van begrip, geestig, beschaafd enzovoort, maar ook 'een vat vol tegenstrijdigheid', idealist én realist. Havelaar heeft een lieftallige vrouw (Tine) en een zoontje, de 'kleine Max'.

Na de kennismaking met resident Slijmering, controleur Verbrugge, de inlandse regent Radèn Adipati Karta Nata Negara en anderen, wordt Havelaar in zijn ambt bevestigd. Hij neemt zich voor de inlandse bevolking te beschermen tegen onderdrukking, mishandeling en knevelarij. De volgende dag houdt hij een toespraak tot de hoofden van Lebak, waarin hij duidelijk laat merken dat hij weet dat sommigen hun plicht verzaken uit eigenbelang, geld boven recht stellen en de arme mensen van hun buffels beroven. Dat het onrecht welig tiert, heeft hij gelezen in de archiefstukken van zijn voorganger Slotering. Controleur Verbrugge is ook op de hoogte van de wantoestanden en hij weet bovendien dat er over de dood van Slotering geruchten de ronde doen: hij zou vergiftigd zijn door de schoonzoon van de bejaarde regent. Havelaars superieur, de resident van Bantam Slijmering, heeft nog geen enkele maatregel genomen om een eind te maken aan de uitbuiting van de bevolking door de regent, die voortdurend geld nodig heeft om zijn grote familie en hofhouding te onderhouden.

Droogstoppel onderbreekt nu Sterns verhaal. Hij heeft nergens uit kunnen opmaken dat er in Lebak koffie verbouwd wordt en vindt het verhaal over Havelaar niet boeiend. Hij zet de lezer nu iets stichtelijkers voor: brokstukken uit een preek van dominee Wawelaar over 'de liefde Gods'. Het evangelie moet aan de Javanen verkondigd worden en ze moeten door arbeid tot God komen. En dat is mogelijk, want de grond in Lebak kan heel goed geschikt gemaakt worden voor de koffiecultuur!

Verder vindt Droogstoppel dat de papieren van Sjaalman de christelijke geest in zijn huis niet bevorderen. Per brief spoort hij Stern aan eens wat degelijkers uit het pak van Sjaalman te berde te brengen.

Tijdens gesprekken met onder anderen Verbrugge vertelt Havelaar het een en ander over zijn verleden. Zo verhaalt hij dat hij in 1842, toen hij controleur van Natal was, op Sumatra een dertienjarig meisje had leren kennen, Si Oepi Keteh ('kleine freule'). Uit de parabel van de Japanse steenhouwer die hij haar toen verteld had, blijkt dat de mens niet steeds naar hogere dingen moet streven.

Havelaar werkt hard en gaat gemoedelijk om met luitenant Duclari en controleur Verbrugge. De bestrijding van de misstanden vormt zijn grootste zorg. Regelmatig melden zich inlandse klagers bij zijn huis; velen van hen vluchten en sluiten zich aan bij de opstandelingen in de Lampongse districten. Havelaar probeert de regent met zachte hand te 'bewerken', maar ondanks mooie beloften verandert diens handelwijze niet. Hoewel iedereen op de hoogte is van het onrecht dat de inlanders wordt aangedaan, grijpt niemand in. Hoe erg de situatie is, blijkt uit de tragische geschiedenis van Saïdjah en Adinda, een 'eentonig' verhaal dat wel aan móet spreken. (Droogstoppel begint er spijt van te krijgen dat hij het boek niet zelf is gaan schrijven...)

Saïdjah is de zoon van een eenvoudige Soedanese landbouwer in Badoer. Hij ploegt voor zijn vader het rijstveld en de trouwe buffel beschermt hem op een dag tegen een aanval van een tijger. Maar net als de vorige buffel wordt ook dit dier door het districtshoofd in beslag genomen. Enige tijd daarna vlucht Saïdjahs vader, omdat hij de landrente niet kan betalen. Hij wordt echter opgepakt en overlijdt later in de gevangenis; zijn vrouw sterft van ellende. Saïdjah wordt verliefd op Adinda en vertrekt naar Batavia om als bendi-jongen geld te verdienen (een bendi is een rijtuigje met paarden). Na drie jaar zal hij terugkeren om met Adinda te trouwen. Tijdens de lange voettocht naar Batavia houden liefde, eenzaamheid, angst en dood zijn gedachten bezig. In Batavia klimt hij op tot huisbediende en als de drie jaar om zijn, keert hij met een getuigschrift, voldoende geld en een prachtige doek voor Adinda terug naar Badoer. Adinda en haar huis zijn echter onvindbaar. Als hij hoort dat ze met haar familieleden en vele anderen naar de Lampongs (Zuid-Sumatra) is vertrokken, besluit hij haar te gaan zoeken. Hij sluit zich aan bij een bende opstandelingen en vindt uiteindelijk in een brandend dorp Adinda's lijk. Hij maakt een einde aan zijn leven door op de bajonetten van de soldaten in te lopen.

Op een middag verneemt Havelaar van mevrouw Slotering dat ze vreest dat hij vergiftigd zal worden, net als haar man, die ook tegen het onrecht streed. Havelaar dient dan bij resident Slijmering een schriftelijke aanklacht tegen de regent in. Slijmering reageert zeer verbolgen, omdat Havelaar hem niet eerst mondeling ingelicht heeft en omdat hij hem stoort in zijn drukke bezigheden.

Droogstoppel onderbreekt het verhaal weer en vertelt over zijn nieuwe poging om Sjaalman te ontmoeten en over een brief, waarin 'juffrouw Sjaalman' van haar familie het advies krijgt te scheiden. Ook besteedt hij uitvoerig aandacht aan een ontmoeting met zijn schoonvader en een resident uit de Oost, die beweert dat er in Indië helemaal geen ontevredenheid bestaat.

De resident komt voor overleg naar Rangkas Betoeng. Hij brengt eerst een bezoek aan de regent en geeft hem geld. Daarna praat hij met Havelaar. Omdat de assistent-resident weigert zijn aanklacht in te trekken, komt de zaak bij de gouverneur-generaal terecht. Die ziet zich uiteindelijk genoodzaakt Havelaar voorlopig over te plaatsen naar Ngawi. Dat is echter zijn eer te na: hij vraagt nu zelf ontslag, draagt het bestuur over aan Verbrugge en vertrekt met vrouw en kind naar Batavia om de gouverneur-generaal te spreken. Maar Zijne Excellentie wil hem niet ontvangen, omdat hij een fijtzweer aan zijn voet heeft en bovendien op het punt staat naar het moederland te vertrekken. Ook de brief die Havelaar schrijft, heeft geen resultaat.

Dan neemt Multatuli de pen op. Hij heeft Stern niet meer nodig en stuurt Droogstoppel weg ('stik in koffie en verdwijn!'). Multatuli wil dat zijn boek gelezen zal worden. Iedereen moet weten dat de Javaan mishandeld wordt. En als hij niet geloofd wordt, zal hij zijn boek in vele talen vertalen. De Javaan moet geholpen worden, langs wettige weg of desnoods met geweld. Hij draagt zijn boek op aan koning Willem III, keizer van het prachtige rijk van Insulinde 'dat zich daar slingert om de evenaar, als een gordel van smaragd', en hij vraagt hem of het zijn wil is dat Havelaar wordt bespot en meer dan dertig miljoen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in zijn naam...

Bron: https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/294405/max-havelaar-of-de-koffieveilingen-van-de-nederlandse-handelmaatschappij 

 

Thema
Het thema van het boek is: de strijd tegen het onrecht en een poging tot eerherstel.
Dit thema geeft aan welk doel de schrijver met het boek wil bereiken. Ten eerst wil hij een einde maken aan de onderdrukking van de Javanen, door te laten zien hoe erg ze lijden. Ten tweede wil hij eerherstel voor zichzelf behalen omdat hij wordt gezien als een arme sloeber. Veel mensen bekijken hem zoals Droogstoppel dat doet. Deze concludeert dat je alleen arm kunt zijn als je niet werkt of als God dat zo wil. Multatuli wil duidelijk maken dat zijn armoede is ontstaan door zijn vrijgevigheid en gevecht tegen de onderdrukking. Hij wil een eind maken aan zijn reputatie.
Ook spelen de volgende motieven een rol: ambtenarij en onrecht en uitbuiting (en de strijd daartegen). Ook wordt kritiek gegeven op de kerk en op de samenleving.

 

 

De structuur van Max Havelaar uitpluizen, ordenen en onderzoeken.

Marieke de Keizer, Iris de Vulder en Jasmijn Smeulders

De Max Havelaar herlezen is als een reis maken door een land waar je al eens eerder bent geweest en waarvan de hoogtepunten in je geheugen gegrift staan, maar de details vervaagd zijn. Het is een boek dat je ook kriskras kunt lezen, het is immers juist niet rechttoe rechtaan geschreven maar wemelt van de perspectiefwisselingen, verhalen in verhalen, plotselinge overgangen en ander literair trapezewerk.

Verder is het een onontkoombaar cultuurgoed geworden dat je het zelfs zonder het gelezen te hebben wel min of meer kent. Een roman vol klassieke passages die zich vaak los gezongen hebben van hun context. De wonderlijke opening met het toneelstukje waarin Barbertje moet hangen tot het indrukwekkende einde, waarin de schrijver zich rechtstreeks tot de koning en het Nederlandse volk richt met zijn grieven of de indrukwekkende toespraak tot de Hoofden van Lebak, het sprookje van de Japanse steenhouwer, de tranentrekkende geschiedenis van Saïdjah en Adinda.

Het vooruitstrevende van de Max Havelaar zit niet in het taalgebruik en zeker niet in de gedichten die Multatuli toevoegden. Het is de structuur van de roman, of misschien wel het ontbreken ervan die je als hedendaagse lezer nog steeds verbijstert. De geschiedenis van Havelaar, verteld door de Duitse klerk Stern. Hij haalt zijn verhaal weer uit  Sjaalman, die wordt beziggehouden door Batavus Droogstoppel. Je wordt steeds op het verkeerde been gezet, want wie bepaalt nu het perspectief in dit boek? De zogenaamde chroniqueur van Havelaars wederwaardigheden bijvoorbeeld, Stern, groeit uit tot een alwetende verteller en die wordt op het einde afgedankt door de schrijver Multatuli zelf.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb